WEDSTRIJDEN VRIJSPRINGEN: ZEGEN OF VLOEK?
Jo De Roo
28/04/2020 09:46
30 min
Paardenfotograaf.be

WEDSTRIJDEN VRIJSPRINGEN: ZEGEN OF VLOEK?

Ook Haverklap wil je in je zee van tijd een boei aanreiken met interviews en reportages die je wellicht kunnen boeien. De volgende dagen bieden we je met regelmaat leesvoer aan via Galop.be.

WEDSTRIJDEN VRIJSPRINGEN: EEN ZEGEN OF EEN VLOEK?

In België schieten wedstrijden vrijspringen als paddenstoelen uit de grond. Is zo’n wedstrijd een momentopname of heeft deze een voorspellend vermogen? Hoe schat men vermogen in? Zijn de winnaars in het vrijspringen later de winnaars onder het zadel? Hoe gaat men om met geprepareerde paarden? Hoe ziet het ideale lijntje vrijspringen eruit? Dit en nog veel meer vroegen we aan ervaringsdeskundigen Walter Lelie en Valentijn De Bock.

Jo De Roo

Walter Lelie: ‘heel moeilijk om te beoordelen’

Walter Lelie (47). Zijn beroep? ‘Ik probeer ontdekker te zijn van goede paarden. Schrijf maar ‘paardenman’.’ Walter is niet alleen ruiter, maar ook fokker: ‘Als alles goed verloopt, zullen er volgend jaar tien veulens geboren worden. Dit aantal is uitzonderlijk. Doorgaans fok ik er drie of vier per jaar. Ik kan met enige trots vertellen dat deze week in Stuttgart Just The Music en Killer Queen VDM meededen. Ze werden respectievelijk gefokt door mezelf en Dirk en Ann Bruggeman-Carpentier. Ik heb destijds met beide paarden gesprongen.’

In de paardenwereld kennen veel mensen jou als ruiter. Wat is jouw mooiste succes in deze hoedanigheid? ‘Om eerlijk te zijn: als de paarden waarmee ik gereden heb achteraf carrière maken, dan ben ik daar fier op. Als ik in Gesves met een paard win, dan hoop ik dat deze zege niet de laatste was. Ik zou het heel spijtig vinden mocht zo’n winnaar het nadien niet waarmaken. En hoe men het ook draait of keert: in een goed paard steekt men altijd meer tijd dan in een minder goed. Als ik met een goed paard in de vrachtwagen onderweg ben, dan zeg ik niet veel over dat paard. Een toptalent moet men een beetje in de schaduw laten ontwikkelen. Het mag successen hebben, maar deze moeten op een heel natuurlijke manier komen. Op het moment van de waarheid komen getalenteerde paarden toch ineens bovendrijven. Ik zie veel mensen die krampachtig willen tonen dat hun jong paard zeer goed is, bijvoorbeeld door het aan allerlei wedstrijden te laten deelnemen. Het doel zou moeten zijn dat een paard vanaf zijn negende begint carrière te maken. En liefst zo lang mogelijk. Als ik een paard berijd, hou ik dat steeds in mijn achterhoofd, tenzij we spreken over handel op korte termijn. Maar doorgaans bekijk ik het berijden van goede paarden als een fase in hun leven en carrière.’

Op wat let je wanneer een paard in vrijheid springt? ‘Ik ben zelf recentelijk jurylid geweest tijdens een wedstrijd vrijspringen. Het aanbod dat je voor je ziet, is zeer divers. Er zijn deelnemende paarden die in hun leven reeds 50 keer hebben gesprongen en er zijn paarden die dit voor de eerste keer doen. Ik vind het heel moeilijk om een paard op zo’n wedstrijd te beoordelen. Het is ook een momentopname. Sommige paarden overspringen zich een beetje uit schrik of omdat ze het niet goed kunnen. Of ze zijn een beetje verlegen waardoor ze minder goed presteren. Dit alles om aan te geven dat jureren een zeer moeilijke taak is. Er hangen bovendien zeer grote consequenties aan vast. Ik heb ook al aan de andere kant van de tafel gestaan, hetzij als deelnemer, hetzij als toeschouwer. Vanuit die positie begrijp je bepaalde beslissingen of punten soms niet. Maar dan denk ik bij mezelf ‘ga daar zelf maar eens als jurylid staan.’ Dan pas weet je hoe moeilijk het is om bepaalde zaken in te schatten. Ik vind het onmogelijk om de rijdbaarheid te beoordelen in vrijheid. Hoe goed een deelnemend paard later zal zijn onder het zadel, is zeer moeilijk in te schatten tijdens een wedstrijd vrijspringen. Dat is bijna een andere sport. Ik vind het zeer gevaarlijk om te zeggen ‘mijn paard heeft gewonnen, dus het is een goed paard’. Ook omgekeerd: als een paard niet gewonnen heeft, betekent dat niet dat het een slecht paard is. Zo’n connotatie geef ik er niet aan. Daar doe ik zelfs niet aan mee.’

Balans in beweging en hoofd

‘Ik zie graag een paard dat met balans loopt in drie gangen. En niet alleen balans in het lichaam, maar ook in het hoofd. Een paard mag en moet nieuwsgierig zijn, maar niet te brutaal. Te verlegen is ook niet goed want een paard moet lef hebben om over een hindernis te springen. Als ik een paard zoek, probeer ik bij manier van spreken in het hoofd van dat paard te kruipen. Ik wil weten hoe dat paard denkt. Dat maakt uiteindelijk het verschil tussen een wereldpaard en een gewoon paard. De helft van de paardenpopulatie kan over een 1m40 springen. Maar er zijn heel weinig toppaarden. Dat zit in de genen, de attitude, in dingen die men bijna niet kan uitleggen. Desondanks probeer ik dat te zoeken als ik naar een paard kijk.’

Ik heb een hekel aan het zoeken naar fouten

‘Een goed paard is zoals een goede voetballer. Messi is een redelijk kleine voetballer en soms op het randje van lui zijn, maar hij doet geniale dingen met een voetbal. Elk paard heeft ook mindere punten. Als ik met een minder punt kan leven en er staan genoeg kwaliteiten tegenover, dan vind ik dat niet erg. Er zijn veel juryleden die een minder punt heel ernstig nemen. Ik heb een hekel aan het zoeken naar fouten. Wanneer ik een paard beoordeel, probeer ik steeds de kwaliteiten te zoeken en bij eventuele fouten stel ik mij dan de vraag: kan ik ermee leven of niet?’

Wat Walter ook belangrijk vindt, is ‘als een paard wormen heeft, niet in conditie is of bijvoorbeeld twee uren staan kappen heeft terwijl het op de vrachtwagen stond, dan is het mogelijk dat het niet goed springt tijdens zo’n wedstrijd. Als jurylid kan men in zo’n geval zeggen dat het paard niet goed sprong, maar er kunnen dus redenen zijn waarom het niet goed heeft gesprongen. Wedstrijden vrijspringen moeten vrijblijvend zijn. Het is de bedoeling om te zien hoe een paard springt. Het kan zich zo ook meten met leeftijdsgenoten. Daarnaast is er ook een sociaal aspect: het is een gelegenheid om met mensen in contact te komen en te praten. Een wedstrijd vrijspringen is geen wedstrijd op zich. Met een goed voorbereide kandidaat-hengst naar een hengstenkeuring gaan en na het optreden zeggen ‘het was zijn dag niet’, is geen geldig excuus. Een goed paard staat er op het moment van de waarheid. Als ruiter voel ik dat heel goede paarden mij altijd aangenaam verrassen op wedstrijd. Een minder goed paard daarentegen laat je wat zitten. In zo’n geval vraag ik mij dan af ‘hoe komt dat?’ Een echt goed paard valt bijna altijd mee op concours.’

Hoe kan men het vermogen inschatten?

‘Dat is een zeer moeilijke vraag. Veel mensen denken dat hun paard veel vermogen heeft wanneer ze het over een zeer grote, ‘domme’ oxer zien springen. Vermogen is het parcours dat je nul kan springen. Als een paard over een hindernis van 1m80 kan springen, maar niet foutloos kan rondspringen in een parcours van 1m25, dan heeft dat paard in mijn visie niet veel vermogen. Van paarden zoals Hickstead en Libero werd door sommigen beweerd ‘ze hebben niet veel vermogen’, maar uiteindelijk hebben ze allebei bijzonder veel gewonnen. Iedereen vult de definitie van vermogen op zijn manier in. Voor mij komt het nul springen overeen met vermogen hebben. Er zijn paarden die vermogen ontwikkelen door hun snelheid, techniek en kracht. Hoog boven een hindernis springen in vrijheid vind ik geen goed referentiepunt van vermogen. Een goed paard kan volgens mij goed laag tegen de paal springen, in plaats van heel hoog erboven. Als men een 1m60-parcours wil nul springen in een heel hoog tempo, dan moet men de sprong juist kunnen taxeren en goed basculeren in plaats van een schot in het oneindige te lossen. Een paard moet economisch, voorzichtig en verstandig springen. Wanneer een paard een dubbelsprong in een barrage moet nemen, dan moet het snel, handig en verstandig over deze hindernissen springen. En met gedoseerde krachten. Een parcours springen is meer divers en veel ingewikkelder dan een wedstrijd vrijspringen. Het evenwicht van een paard wordt in het vrijspringen ook veel minder op de proef gesteld.’

Een goed voorbeen is zeer belangrijk

‘Een goed voorbeen is zeer belangrijk. Een paard moet achter goed kunnen openen want anders bestaat het risico om de achterste balk mee te pakken met de achterbenen. Een paard moet kracht hebben in het tweede gedeelte van de hindernis. Als een paard vooraan heel goed van de balk wegspringt en het tweede deel volgt niet, dan heeft het weinig kracht in de lendenpartij en rug. Dat is niet goed. Elk paard heeft zijn eigen techniek. Denk maar aan For Pleasure. Daar was niets mis mee. Hij had zeer veel kracht. Met een lang voorbeen springen vind ik niet zo erg. Ik geef een voorbeeld van een paard met veel vermogen dat ik zelf bereden heb, Irenice. Op jonge leeftijd sprong zij hoog met haar lichaam, haar benen eronder, met de knieën naar beneden, eigenlijk redelijk lang. Als ik nu foto’s van haar bekijk onder het zadel van Cian O’Connor of De Luca, dan merk ik een extreem goed voorbeen. Dus, hoe hoger het wordt, hoe meer sommige paarden de techniek krijgen om hun benen meer op te trekken.’

Ik beoordeel liever een paard in een weide dan een paard dat drie dagen op stal heeft gestaan

Soms ziet men paarden in vrijheid huizenhoog, maar niet ver genoeg springen. ‘Dat zijn meestal paarden die ‘zich overspringen’. Ik zie dat niet zo graag. Veel mensen hechten daar veel waarde aan, ik niet.’ Hoe merk je dat? ‘Dat is een zeer moeilijke en delicate vraag. Een paard moet eigenlijk een groot hart hebben om over de hindernis te springen en moet daarbij voorzichtig zijn om de hindernis niet te raken. Als ik in mijn infrastructuur een paard heel relax en vooral niet te hoog laat springen in vrijheid, dan wil ik dat het er altijd over springt. Ik probeer een paard nooit een fout expres te laten maken want dan zal het alleen maar slechter gaan springen. Een paard moet relax springen. De afstanden moeten ook goed staan. Thuis begin ik zeer eenvoudig met één hindernis. Ik start altijd met een balk op de grond. Zelfs al hebben de paarden redelijk veel in vrijheid gesprongen: ik begin graag heel laag. De bedoeling is om het paard vertrouwen te geven. Een paard dat gespannen springt of te fris is, vind ik moeilijk te beoordelen. Ik beoordeel liever een paard in een weide dan een paard dat drie dagen op stal heeft gestaan. Eens het vertrouwen er is, bouw ik een lage hindernis, bijvoorbeeld een rechte met veel grondlijnen. Ik laat een paard nooit hoger springen dan hetgeen het aankan. Ik werk niet met een schema, in de zin van ‘we zijn nu week 3, dus moet dat paard 1m30 springen.’ Indien dat paard op dat moment dat niveau niet aankan, mag men dat niet forceren. Op zo’n moment zeggen ‘en nu gaan we eens doorgaan’, is niet goed. Zet ook geen ingewikkelde dingen. Zorg ervoor dat het paard alles simpel kan volgen. In het kader van vrijspringen zie ik mensen soms hele opstellingen bouwen, dubbelsprongen, in en uit sprongen, enzovoort. Bloedpaarden vinden dat volgens mij niet leuk. Om eerlijk te zijn, ikzelf bouw maar één hindernis als ik een paard in vrijheid laat springen. Ik gebruik bijvoorbeeld ook geen linten om een geïmproviseerde afsluiting te maken. En doe het bij voorkeur in geen te grote in- of outdoorpiste.’

De landing van een paard is even belangrijk of zelfs nog belangrijker dan de afzet

Sommige paarden stoppen na de landing in plaats van verder te galopperen. Hoe sta jij daar tegenover? Walter blaast even: ‘Als je deze vraag stelt, zou men kunnen denken dat dergelijke paarden te weinig bloed hebben. Maar ik heb ooit eens een paard gehad dat later Olympische Spelen liep en vroeger tijdens het vrijspringen ook altijd stopte na de landing. Algemeen gesproken vind ik de landing van een paard even belangrijk of zelfs nog belangrijker dan de afzet. Een paard dat in een goed evenwicht landt, is later veel comfortabeler om te berijden. Soms circuleren YouTubefilmpjes waarin te zien is dat een paard anderhalve meter boven een hindernis springt in vrijheid en bijna door de voorbenen valt. Sommige mensen vinden dat ongelooflijk en zijn daar fier op. Ik vind dat helemaal niet goed want als men op zo’n paard zou zitten, zou dat absoluut niet prettig zijn. Laat staan dat het een dubbel zou zijn, dan lig je helemaal op je neus bij de tweede. Ik bekijk dat altijd vanuit de hoedanigheid van ruiter. Een fokker die nog nooit op een paard heeft gezeten, bekijkt dat misschien op een andere manier.’

Sommige paarden weten na vijf rondjes nog niet wat ze moeten doen. ‘Een paard dat tegen elke hindernis springt, pleit op dat moment niet in het voordeel. Het is slecht om vlakbij de hindernis een paard een tik te geven. Een paard moet uit eigen beweging naar een hindernis lopen, zonder kloppen. Als een paard dat niet kan, dan moet men zakken want dat wil zeggen dat de oefening op dat moment te zwaar is. Als men aan zo’n wedstrijd wil deelnemen, dan moet men zich daarop voorbereiden. Het woord wedstrijd hoor ik niet graag. Ik spreek liever over een aanlegtest. Voorbereiding is belangrijk. De voorsteller moet op voorhand thuis geoefend hebben met zijn paard. Op wedstrijd zou er idealiter geen zweep mogen of moeten aan te pas komen. Het paard moet al wat in de hand zijn zodat er geen ongelukken gebeuren. Ik zie ook dikwijls mensen die hun paard amper in bedwang kunnen houden. Dat kan niet de bedoeling zijn. Er zijn dit jaar al genoeg ongelukjes gebeurd. Algemeen gesproken moet men meer aandacht besteden aan een goede voorbereiding en het in de hand zijn.’

Hoe doorprik je een geprepareerde?

‘Een paard zoals bijvoorbeeld Malito de Rêve sprong altijd heel hoog over de hindernissen, zonder geprepareerd te zijn. Hij sprong gewoon zo. Elk paard heeft een eigen springstijl. Ik zal nog eens een hengst noemen, Heartbreaker. Of Comme Il Faut. Dat zijn zeer voorzichtige paarden. Zo voorzichtig dat ze op de eerste sprong heel hoog springen. Als paardenman ziet men dat graag. Er bestaat natuurlijk ook zoiets als ‘te hoog’ of ‘bangelijk hoog’.’

Vanaf welke leeftijd kan vrijspringen?

‘Van zodra mijn veulens gespeend zijn, laat ik hen met hun moeder eens rondlopen en over een balkje draven of galopperen. Ik ben nieuwsgierig en wil dan te weten komen welk instinct ze hebben op de balk. Ik krijg dan antwoorden op vragen zoals: stopt het veulen voor de balk? Of springt het erover? Hoe springt het erover? Is het bang of niet? Blijft het mooi in balans? Dit alles uiteraard ongeforceerd.’

Speelt het een rol in welke richting de paarden moeten springen, bijvoorbeeld al dan niet in de richting van de uitgang? ‘Ja, dat is een groot verschil. Het is sowieso beter om naar de uitgang toe te springen. Dat geeft de paarden wat moed en ze lopen dan wat gemakkelijker. De paarden springen een bepaalde lijn. Soms wordt op het einde van deze lijn een reclamespandoek opgehangen. Dat vind ik geen goed idee. Dat zijn details en deze gelden voor alle paarden, maar als organisator kan men daar toch maar beter aan denken. Hoe meer relax en leuker het is, hoe beter men een paard kan beoordelen. Het zijn per slot van rekening nog jonge paarden. De boodschap van het vrijspringen is eenvoudige dingen heel netjes proberen te doen. Daarna worden de dingen tijdens de verdere opleiding van een paard geleidelijk aan moeilijker. De leeftijd waarop het heel moeilijk wordt, is negen jaar.’

Zijn de kampioenen in het vrijspringen later de kampioenen onder het zadel? ‘Als ik de wedstrijd vrijspringen even loslaat, dan kan ik toch wel stellen dat de goede paarden die ik heb gehad, bij mij thuis boven het gemiddelde sprongen. Of de paarden die wedstrijden vrijspringen winnen later goede springpaarden zullen worden, is een andere zaak. Ikzelf heb met mijn echt goede springpaarden nooit deelgenomen aan wedstrijden vrijspringen. Ik spreek nu misschien tegen mijn eigen winkel, maar als ik een super goed paard heb, dan verstop ik het liever. Ik wil zo’n paard sparen en niet onnodig belasten.’

Meten is weten!

Wij namen de proef op de som door twee edities van de finale van het vrijspringen voor tweejarigen in Mechelen te analyseren. We gingen ver genoeg terug in de tijd zodat de toenmalige deelnemers intussen voldoende oud zijn om prestaties te kunnen leveren. In december 2011 triomfeerde Darcotique van het Meulenhof. Deze dochter van Marius Claudius presteert onder het zadel van Marjan De Wachter in het internationaal 1m50-circuit. Dieg’eau de Villée (v. Ugano Sitte), destijds nummer 2 in het eindklassement, kunnen we eveneens aan het werk zien in de internationale springsport (5*, 1m50, David Will) net zoals nummer drie en vier, respectievelijk Diamant Des Biez (2*, 1m45, Isabella Russekoff) en Diamant de Fremis (in Italië, 1m40-1m45). Jaguar, ex aequo 4e, werd als dekhengst goedgekeurd en sprong op 1m35-niveau. Van de overige paarden uit de top 9 vonden we geen significante prestaties terug.

In december 2012 ging in Mechelen de zege naar Kerly de Regor. Deze Darco-dochter uit Centa de Muze acteert op 1m50-niveau (4*, Stacey Babes). Exxon Hedonist (v. Ogano Sitte), destijds ex aequo 2e in het eindklassement, werd goedgekeurd als dekhengst en loopt op 1m60-niveau in vijfsterrenconcoursen onder het zadel van Jérôme Guéry. Darjina Hero (v. Darco), ex aequo 2e, werd vooral als fokmerrie ingezet en sprong op 1m30-niveau onder Patricia Guéry. Op plaats vier vonden we toen Chocolata (v. Connor), gevolgd door Kardo van ’t Steenputje (2*, 1m45, Dominika Luty), Karibou Horta (4*, 1m45, Lily Attwood) en Kiliana van Klapscheut (1m40-niveau).

Valentijn De Bock

Valentijn De Bock (54) verdient zijn boterham als fokker én ruiter. ‘Dit jaar hebben we vier veulens gefokt, volgend jaar verwachten we er slechts twee. Dit jaar hebben we veel pech gehad. Uit mijn goede zevenjarige merrie Miu Miu heb ik drie keer gespoeld. Ik had drie keer een vrucht met Orak d’Hamwyck als vader, maar nadien is het telkens niet gelukt bij de draagmoeder. Volgend jaar verwacht ik uit O’Mega H & DB één product van Parfait van het Schaeck en één van Orak d’Hamwyck. O’Mega is een dochter van Kannan uit Ikea van ’t Roosakker. Ikea is op haar beurt een dochter van For Pleasure uit Electra van ’t Roosakker. Dit jaar heb ik drie veulens van Parfait van het Schaeck en één van Chacfly.’ Voor zijn mooiste succes als ruiter moeten we teruggaan naar 1998: ‘dat jaar won ik met Loncorde B het wereldkampioenschap in Lanaken, voor ronkende namen zoals Rolf-Göran Bengtsson die toen voor Stal Tops reed en tweede werd, Mathijs van Asten, Pessoa, Bost, Philippaerts, enzovoort. Ze reden allemaal in de finale.’

Als we het hebben over zijn mooiste succes als fokker, noemt Valentijn de merrie My Way B & V: ‘Deze dochter van Emerald van ’t Ruytershof uit Incroyable de Muze doet het goed in de sport. Incroyable is een volle zus van Inshallah de Muze en werd door mij gefokt (samen met Bart Van Poucke, n.v.d.r.). Zij heeft het heel goed gedaan in de sport onder Marc Bettinger en Faye Schoch en werd op een bepaald moment verkocht naar Brazilië. Zij wordt bereden door een Braziliaanse amazone en werd er twee jaar op rij kampioene bij de jeugd. Op negenjarige leeftijd schreef Incroyable al 1m50-proeven op haar naam. Met My Way won ik vorig jaar een proef bij Tops in Valkenswaard, één in Gesves en in de cyclus. Na haar prestatie in Gesves werd zij aangekocht door Ashford Farm. Uit My Way heb ik trouwens een Kannan-zoon die ik op de BWP-hengstenkeuring zal voorstellen.’

Over Kannan gesproken: ‘Tijdens het recentste WK viel er in de top van de eindklassementen veel Kannan-bloed te bespeuren. De kampioen tijdens de afgelopen hengstenkeuring in Westfalen stamt eveneens af van Kannan, niet evident in een fokgebied waar veel draait rond hengsten zoals Cornet Obolensky, Comme Il Faut en For Pleasure. Onze hengst, Nadal Hero & DB, een zoon van Kannan uit de moeder van Taloubet Z, heeft het dit jaar ook heel goed gedaan, onder andere op het WK waar hij voor de start van de finale op de 4e plaats in het klassement stond. In de finale had hij één foutje. Nadal kan terugblikken op een zeer geslaagd seizoen. Internationaal heeft hij zeer vaak nul gelopen.’ Werd hij veelgevraagd als dekhengst? ‘Veel te weinig. We hebben alleen diepvriessperma van hem, maar de kwaliteit daarvan is even goed als die van vers sperma. Maar de fokker wil dat blijkbaar niet. Ik weet niet waarom. Nadal is een halfbroer van Taloubet, dus dat is geen slecht bloed. Hij zal het in de sport wel waarmaken.’

Vermogen is misschien één van de moeilijkste dingen die in te schatten zijn

Op wat let je wanneer een paard in vrijheid springt? ’Op de goesting waarmee een paard naar de hindernis loopt, de techniek waarmee het springt, de galop en het vermogen. Dat laatste is misschien één van de moeilijkste dingen die in te schatten zijn. Iedereen kent het vermogen van Cumano destijds. Men zei ‘hij heeft alle vermogen’, en dat was ook zo. Ik geef een ander voorbeeld: Hickstead. Ik ken hem heel goed want hij was in eigendom van Robert Geens, een collega waarmee ik enkele paarden samen heb. Toen Hickstead als jong paard sprong, beweerden sommige critici ‘dat is waarschijnlijk wel een tof paard, maar hij heeft er niet alles in.’ Hickstead heeft bewezen dat hij evenveel vermogen had als dat van Cumano. Dat is soms heel moeilijk. Het vermogen zit deels in de mentaliteit, de wilskracht, het willen doen. Dat is natuurlijk heel moeilijk in te schatten tijdens het vrijspringen. Van Gancia de Muze hadden velen ook niet ingeschat hetgeen zij vandaag kan.’


Hoog springen heeft dikwijls meer te maken met schrik

Voor sommigen staat hoog springen synoniem voor vermogen, voor Valentijn niet: ‘Neen. Dat heeft dikwijls meer te maken met schrik. Het is wel zo dat een paard dat hoog en heel gemakkelijk over een hindernis springt zonder zich te moeten forceren ook onder het zadel dat gevoel kan geven. Er zijn ook paarden die nipt over een hindernis springen en dat later blijven doen. Ze springen zo op vijfjarige leeftijd, op zevenjarige leeftijd, op 1m45 en zelfs op 1m55. De laatste stap is de moeilijkste. Dan heb ik het over die laatste vijf centimeters. Een paard dat meewerkt, groeit daarin. Soms staat men ervan versteld hoe paarden jaar na jaar erin groeien en het blijven doen, zelfs op een vrij gemakkelijke manier. Ik heb eens persoonlijk gehoord van ‘de Richard Gere van Nederland’, Emile Hendrix, dat hij een onderscheid maakt tussen snel en traag vermogen. Bij een paard met snel vermogen is de uitvoering sneller en efficiënter. Terwijl een paard met traag vermogen veel langer in de lucht blijft hangen en veel kracht en snelheid verliest. Beide types springen erover. Wat is vermogen? Ik weet het niet.’

In zijn antwoord op mijn eerste vraag had Valentijn het ook over de springtechniek: ‘Hoe beter de techniek is, hoe efficiënter een paard springt en hoe minder energie het verbruikt. Een paard moet zich over de sprong bukken. Het moet de schouder en elleboog hoog omhoogsteken. Het moet de knieën naar voor brengen en omhoogsteken. Dat is helemaal iets anders dan een paard dat bijvoorbeeld zonder rug en met lange voorbenen springt. Een paard dat heel goed in de manieren springt, is in principe ook sneller op de sprong. Het zal veel minder energie verbruiken in vergelijking met een paard dat niet uit het boekje springt.’

Een ander woord dat mij is bijgebleven in jouw eerste antwoord is ‘galop’. Valentijn legt uit: ‘Hoe beter de galop, hoe gemakkelijker een paard te rijden is. Het hangt allemaal aan elkaar. Een paard met een topgalop heeft doorgaans ook een goede mond. Met zo’n paard gaat alles veel gemakkelijker. Aan paarden met een moeilijke galop moet men sleutelen. Men moet zo’n paarden bijeen rijden. Van een paard te berijden dat op eigen benen loopt, van de grond galoppeert en onder komt, wordt men niet moe. Het maken van galopwissels is eveneens heel belangrijk. Dat is aangeboren. Paarden uit bepaalde stammen doen dat vanzelf, zonder erover na te denken. Anderzijds zijn er ook paarden uit bepaalde stammen bij wie het doorgaans nooit lukt.’

Soms moeten juryleden durven zeggen ‘kom jongens, stop ermee. Het heeft geen zin om nog verder te doen.

Nu we het hebben over de galop: sommige paarden galopperen na de landing over een hindernis niet verder, maar draven, stappen of stoppen zelfs. ‘Als ze verder galopperen, wil dat zeggen dat ze een goede galop én veel evenwicht hebben. Het snel in draf vallen, heeft soms ook te maken met frisheid. Een paard dat te fris is, steekt zijn staart omhoog en begint na de sprong te draven. Moet men als jury om die reden punten aftrekken? Ik denk het niet want soms heeft dat te maken met training en frisheid. Een paard dat na de sprong verder galoppeert, heeft een pluspunt.’

Hoe zie jij wanneer een paard schrik heeft om te springen? ‘De jury kan een paard dat vierkant in de lucht springt en niet vooruitspringt, misschien één of twee keer laten passeren. In zo’n situatie doet men er goed aan om er sneller een einde aan te maken. Het heeft geen nut om die lijdensweg te verlengen. Het is beter om zo’n paard te klasseren als ‘niet te beoordelen’. Men klopt achter zo’n paard met een zweep, maar dat heeft geen nut. Soms moeten juryleden iets meer op hun tanden bijten en durven zeggen ‘kom jongens, stop ermee. Het heeft geen zin om nog verder te doen.’, dit in het belang van de toeschouwers, de voorsteller/eigenaar en het paard. De eigenaar zal op dat moment misschien niet gelukkig zijn, maar achteraf wel. Het is beter om zo’n paard geen punten te geven en te vermelden ‘niet te beoordelen’. Als ik jureer en het optreden is niet goed, dan geef ik 5,5 of 6/10, nooit minder dan 5/10. Moet ik een optreden stilleggen, dan geef ik geen punten.’ Als jurylid moet men dan wel ballen het lijf hebben. ‘Ja, dat klopt. In eerste instantie zal de betrokken voorsteller niet tevreden zijn, maar daarna komt deze wel tot het besef dat de beslissing juist was.’

Een geprepareerd paard naar buiten sturen, is niet erg

Hoe quoteer je paarden die over de eerste sprongen super hoog springen en nadien stelselmatig zakken? Volgens Valentijn moet men voorzichtig zijn om daaraan conclusies te koppelen: ‘Toen Orak d’Hamwyck op 2-jarige leeftijd deelnam aan het vrijspringen in Ternat, maakte ik deel uit van de jury. Op basis van de manier waarop hij zijn eerste sprongen maakte, had men kunnen denken ‘daar is aan gewerkt’. We lieten hem verder doen en stelden vast dat hij zo bleef springen. We konden niet anders dan hem de hoogste punten geven. Enkele maanden later, tijdens de finale van het vrijspringen in Mechelen, zag ik dat hij minstens even goed sprong als in Ternat (Orak d’Hamwyck won in Mechelen, n.v.d.r.). Dus, dat paard springt van nature altijd op zo’n manier. Het is soms moeilijk om te zeggen ‘je moet buiten want jouw paard is geprepareerd’. Het is gevaarlijk om zulke beslissingen te nemen of zulke uitspraken te doen. Een paard dat in het begin 1 meter te hoog en na 5 sprongen er maar juist over springt, is een ander verhaal. Dat is overduidelijk. Een paard dat heel hoog springt en op de achterste balk valt, is ook zo’n typisch geval. Een geprepareerd paard naar buiten sturen, is niet erg. Omgekeerd, een paard wandelen sturen waarvan je denkt dat het geprepareerd is en achteraf vaststellen dat het altijd op zo’n manier springt, is wel erg. De jury slaat dan een slecht figuur en haar beslissing werpt een smet op de naam van de voorsteller/eigenaar. Vandaar dat het soms beter is om twijfelgevallen verder te laten springen.’

Vanaf welke leeftijd kan vrijspringen volgens jou? ‘Ik heb vorige week mijn veulens voor de eerste keer laten vrijspringen. Wat houdt dat in? Alvorens een hindernis van 30 cm hoog te bouwen, leg ik eerst een balk op de grond. Ik merk direct of ze het al dan niet graag doen. Ik krijg dan ook een eerste indruk van hun manier van springen. Men moet dat doen als bezigheid en liefst zelfs meerdere keren. Men moet hen uiteraard geen 100 maal over de hindernis jagen. Een slim veulen loopt uit zichzelf rond. Na één of twee keren kent een veulen dat. Het kent de weg en springt over het balkje. Daarentegen, een veulen dat niet graag springt, draait zich om en maakt een andere toer. Een veulen dat van meet af aan graag springt, blijft dat graag doen. Men moet het natuurlijk niet over 1 meter laten springen. Ik zou niet weten wat er mis is met een veulen over een stok op 30 cm hoogte te laten springen. Wanneer een veulen in de weide loopt en bokt, dan is dat precies hetzelfde als zo’n sprongetje maken. Het probleem is dat de meeste fokkers of eigenaars niet kunnen stoppen. Doe dat enkele keren en breng de veulens daarna opnieuw naar hun stal. Jaag hen niet in het zweet. Laat het hen zeker niet te veel doen. Enkele keren springen in vrijheid komt hun africhting ten goede.’

Op den duur is men op concours aan het gaan, vergelijkbaar met meedoen aan de cyclus, maar dan met een tweejarige

Het zijn uitzonderingen, maar ik heb dit jaar toch enkele eigenaars gezien die meerdere keren met hetzelfde paard hebben deelgenomen aan wedstrijden vrijspringen. ‘Het wordt een beetje in die richting geduwd. Men moet aan voorrondes meedoen om zich te kwalificeren voor de halve finale. Wil men strijden voor een finaleticket, dan moet men vervolgens deelnemen aan de halve finale. Voor Nieuwjaar hebben sommigen al drie of vier keer gesprongen. Een of twee keer meedoen aan zo’n wedstrijd vind ik super goed, aan alle wedstrijden vind ik veel. De paarden moeten dan goed gevoederd worden, op stal zijn in plaats van buiten te lopen, geschoren worden, enzovoort. Op den duur is men als het ware op concours aan het gaan, vergelijkbaar met meedoen aan de cyclus, maar dan met een tweejarige. Vroeger heb ik dat ook nog gedaan, sedert enkele jaren sporadisch. Het heeft misschien ook te maken met het feit dat ik hiervoor een gebrek aan stallen heb. Los daarvan vind ik het toch allemaal wat veel. Als je van november tot december aan 3 wedstrijden vrijspringen deelneemt en daarna stopt, is daar niks mis mee. Er zijn eigenaars die tijdens de eerste maanden na december verder doen met hun paarden te laten deelnemen aan zulke wedstrijden. Dat is erover.’

In welke mate speelt het type hindernis een rol, bijvoorbeeld een rechte versus een oxer? ‘Door een balkje voor de hindernis te leggen, komt de afstand altijd goed uit. Als ik mijn paarden bij mij laat vrijspringen, bouw ik soms een hindernis, zonder balk ervoor. Dan kan men zeer goed zien hoe de paarden een hindernis inschatten. Het ene paard springt er altijd over, ook al zit het eens te dicht of te groot. Bij een ander paard moet het altijd perfect uitkomen of het lukt bij manier van spreken niet. Dat zegt ook iets over de intelligentie van een paard. Hoe kijkt een paard naar de hindernis? Hoe schat het de afstand in? Op wedstrijd ligt er altijd een balkje voor de hindernis, hetgeen heel goed is. Ik ben er ook voorstander van om een rechte een klein beetje schuin te bouwen.’

De ideale lijn volgens Valentijn

Over de ideale lijn vertelt ervaringsdeskundige Valentijn: ‘Ik leg altijd een balkje op de grond. Ongeveer 3,5 m verder bouw ik een kleine insprong, zijnde een rechte of een kruis. Na de insprong bouw ik de eigenlijke hindernis: voor een tweejarig paard op ongeveer 6,5 m afstand, voor een driejarig paard op ongeveer 7 m. Hoe dichter de hindernis in de hoek staat, hoe korter de afstand moet zijn. Als de lijn 10 m uit de hoek staat, dan moet men de afstand wat verder zetten omdat de paarden dan meer snelheid hebben. Maar als de hindernis vlak uit de hoek komt, dan komen de paarden meestal wat trager in op de eerste sprong en moet de afstand bijgevolg wat korter zijn. Zeker geen opstelling bouwen die toelaat dat paarden te veel snelheid maken. Het is belangrijk dat ze er rustig kunnen in komen. En liefst zo weinig mogelijk de paarden opjagen. In een niet vertrouwde omgeving hebben de meeste paarden wat schrik om te lopen waardoor men hen soms wel een beetje moet opjagen. Thuis daarentegen moeten ze hun weg kennen en het uit zichzelf doen.’

Speelt de richting waarin paarden moeten springen een rol, bijvoorbeeld al dan niet in de richting van de uitgang? ‘Ik ben er voorstander van om de paarden weg van de uitgang te laten springen. Op wedstrijd springen ze steeds op de linkerhand. Wanneer ze naar de uitgang toe moeten springen, steken ze hun hoofd te veel omhoog en springen ze soms te snel. Als er dan bovendien een ander paard aan de ingang staat, kunnen ze afgeleid zijn en niet met hun werk bezig zijn. Een scherm in een hoek plaatsen, is ook niet goed want dat kan ook aanleiding geven tot afleiding.’

Sommige paarden zwaaien hun achterhand uit, andere trekken hun achterbenen in. Naar wat gaat jouw voorkeur? ‘Dat is heel simpel: naar het uitzwaaien. Maar dat wil daarom niet zeggen dat paarden die zo springen de beste zijn. We zien dat gewoonweg liever. Het is ook niet zo dat ze zich heel lang moeten maken. De achterbenen moeten niet heel hoog en lang zijn. Het moet allemaal zowat in één beweging zijn. Ik zie niet graag uitstrekte achterbenen, evenmin dat er met de achterhand abnormale dingen gedaan worden want als er een heel brede oxer staat dan geraken paarden die zo springen er niet over. Dat is trouwens ook niet efficiënt.’

Zijn de kampioenen in het vrijspringen later de kampioenen onder het zadel? Overtuigd: ‘Niet altijd! Het hangt af van veel factoren. Springt de kampioen van een wedstrijd vrijspringen op een natuurlijke manier? Normaal is het zo dat hetgeen men ziet tijdens het vrijspringen terugziet in het springen onder de man. Er zijn paarden die verschillende wedstrijden vrijspringen gewonnen hebben en later onder het zadel tegenvielen.’


DIT ARTIKEL VERSCHEEN IN HAVERKLAP OP 19 DECEMBER 2019.
MEER PAARDENNIEUWS ZOALS DIT LEZEN? KLIK DAN HIER OM JE TE ABONNEREN OP HAVERKLAP.


In beeld

Recent nieuws van deze redactie

Stephex Horse Trucks

Komende evenementen

FEI Jumping European Championship for Young Riders, Juniors and Children 2024 15/07 - 21/07

CSI3* Tryon 16/07 - 21/07

CSI3* Saugerties NY 17/07 - 21/07

CSI2* Zuidwolde 17/07 - 21/07

CSI2* Caledon ON 17/07 - 21/07

CSI2* Caledon ON 17/07 - 21/07

CSI2* Traverse City 17/07 - 21/07

CSI3* Chard 17/07 - 21/07

CSI5*/CSI3*/CSI2* LGCT Riesenbeck 18/07 - 21/07

CSI5*/CSI3* Dinard 18/07 - 21/07

Voorbije evenementen

CSI4*/CSI2* Chantilly 09/07 - 14/07

CSI3* Megeve 09/07 - 14/07

CSI2* Courrière 09/07 - 14/07

CSI2* Tryon 09/07 - 14/07

CSI3* Traverse 10/07 - 14/07

CSI3* San Giovanni in Marignano 10/07 - 14/07

CSIO3* EEF Budapest 11/07 - 14/07

CSI2* Biskupiec 11/07 - 14/07

CSIO5* Falsterbo 11/07 - 14/07

CSI4* La Coruña 12/07 - 14/07

CSI4*/CSI2* Valkenswaard 12/07 - 14/07

Laatste Haverklap